| ||||||||||||||||||||||||||||
Deze module gaat ervan uit dat de data en het GIS inmiddels hun werk hebben gedaan: er is een informatieve kaart, maar de leesbaarheid is nog niet automatisch goed, bijvoorbeeld door een slechte bladverdeling, te veel of te weinig kaartlagen, kaartobjecten of labels. De kaartopmaak moet dus nog worden afgestemd op de kaartlezer. Hoe dat moet, staat in dit laatste deel C. Na het lezen van dit deel kent de lezer de belangrijkste aspecten die daarbij nodig zijn, de benodigde kaartelementen, de inrichting daarvan tot een goed kaartbeeld en visuele hiërarchie. De lezer is zo in staat om de kaart goed op te leveren, en ook (bijna) opgeleverde kaarten te evalueren en verbeteren. Dat laatst kan met opdrachten en vragen getest worden.
Vooraf / over de subjectiviteit van de cartografieTuinarchitect, modeontwerper, beeldhouwer, binnenhuisarchitect, stylist van een magazine en reclameontwerper. Dit zijn stuk voor stuk beroepen waarbij de ene persoon wél een bepaalde gave lijkt te hebben en de andere niet. Hun succes lijkt er aan af te lezen. De succesvolste onder hen lijken een speciaal gevoel voor ruimte, kleur, verhoudingen te hebben. Hun producten komen wel over, slaan wel aan, worden wel gekocht, zijn veel besproken en worden nagemaakt... Bij kaartopmaak is dit ook zo. Het aspect geo-visualisatie uit deel B was nog theoretisch goed te onderbouwen. Een discussie was minder vaak nodig. De theorie bepaalde daar nog het aantal klassen waarin de data moesten worden opgedeeld, of er genormaliseerd moest worden, en hoede kleuren gekozen moesten worden. Geo-visualisatie stond nog 'dicht bij de data', werd sterk door de (on)mogelijkheden van de geo-informatie en het thema bepaald. Kaartopmaak staat 'dichter bij de eindgebruiker'. Bij kaartopmaak speelt er meer. Naast visuele regels en richtlijnen uit de communicatie spelen soms minder grijpbare begrippen als smaak, gevoel en ervaring meer een rol. Subjectieve begrippen dus. En sommige ontwerpers pakken dat gevoel sneller op dan een ander. Zij hebben die gave van zichzelf en leren het snel. Waar moeten de labels staan, waar plaats ik de kaartonderdelen als legenda, titel en een eventuele toelichting? Wat is letterlijk achtergrondinformatie? De ene durft meer, is creatiever. De ander is wat behoudender, traditioneler. Moet er altijd wel kleur gebruikt worden? Een slecht ontworpen kaart wordt terzijde geschoven. Wanneer de kaart niet lekker smoelt, de pixels van de te grove resolutie zichtbaar zijn, als de titel onduidelijk is, de onderdelen niet netjes uitgelijnd zijn of de kaart op een andere wijze hobbymatig overkomt, zal de inhoud van de kaart - hoe belangrijk ook - niet gezien worden. Het is net als bij een boek: is de kaft saai en het lettertype slecht leesbaar, dan wordt de inhoud ook niet bekeken. Middels vele simpele cartografische richtlijnen en voorbeelden zal in dit deel blijken dat de kaartopmaak niet alleen een kwestie is van smaak, gevoel en ervaring, maar ook van simpel nadenken over het doel van de kaart en de eindgebruiker. De laatste stap van het proces, de kaartopmaak, kan een kaart maken of breken. Het is vanuit communicatief standpunt gezien de belangrijkste stap. En daarmee een dankbare, leuke en vaak creatieve stap. Toch kunnen we het niet ontkennen: kaartopmaak is voor een GIS-specialist een niet te onderschatten (cartografische) kunst. Net zoals dat het geval is bij die andere expressieve beroepen. Je moet je moet ermee gestoeid hebben, je moet er een gevoel voor hebben en ..., je moet er enige kennis van hebben... KaartonderdelenEen kaartgebruiker zal willen weten welk deel van de wereld wordt afgebeeld en hoe de kaart is georiënteerd. Een juiste, overdachte titel (bijvoorbeeld "Bevolkingsdichtheid" in plaats van "Bevolking") kan er voor zorgen dat de legenda niet eens geraadpleegd hoeft te worden. Een kaart moet daarom vergezeld gaan van de volgende kaartonderdelen:
Een goede kaart heeft maximaal 6 tot 8 kleuren, maar dat is ook afhankelijk van de doelgroep. Bij geologische kaarten en bodemkaarten wordt hier noodzakelijkerwijs van afgeweken; hier moeten nu eenmaal meer legenda-eenheden worden beschreven. Dan wordt er gewerkt met kleurgroepen. Alle kalkachtige gebieden hebben dan een blauwachtige kleur, bijvoorbeeld. Een goede kaart maken is te vergelijken met goed communiceren. De maker van een kaart moet kennis hebben van de onderliggende informatie, van de problematiek, van de doelstelling van de kaart en van (de kennis van) de doelgroep. TitelDe titel dient in het ideale geval de volgende drie 'W's' te bevatten:
Soms zullen daar nog twee 'W's' aan toegevoegd kunnen worden:
Soms zullen enkele van de eerstgenoemde drie 'W's' juist mogen ontbreken:
Daarnaast dienen die drie aspecten zo kernachtig mogelijk te worden opgeschreven. Dit zijn dus goede voorbeelden:
Een titel staat altijd (links) boven aan een kaart, nooit ergens anders. Een (westerse) kaartlezer leest immers van links boven naar rechts beneden. De lettergrootte van de titel dient minimaal twee tot drie maal zo groot te zijn als de letters die elders op de kaart gebruikt worden. Langere titels kunnen voorzien worden van een ondertitel / subtitel. Zeker bij een kaartserie kan dit handig zijn. Denk bijvoorbeeld aan:
Wanneer je kaarten maakt voor een website, komt het vaak voor dat die titel onder de afbeelding (kaart) wordt gezet. In die gevallen laat je de titel weg, maar geef je de exacte titel door aan de webbeheerder. Dit kan uiteraard ook gelden voor drukwerk. Creatieve koppen, koppen met humor, uitroeptekens, vraagtekens zijn niet gewenst. Houd je titel kort en zakelijk. Gebruik in principe geen afkortingen, of de doelgroep moet die afkortingen kennen. NS (Nederlandse Spoorwegen) mag, maar gebruik liever Verenigde Staten in plaats van VS. Vermijd obv, a.g.v. en andere cryptische afkortingen die de kaartlezer zullen afschrikken. Zorg voor niet te veel tekst. De titel "Locaties Joodse synagoges in Amsterdam 2007" in een krant van vandaag kan beter worden: "Amsterdamse Synagoges". Uit het feit dat de synagoges op een kaart staan, weet de lezer al dat het om de locaties gaat. Joodse en synagoges is dubbel, en 2007 is in een krant niet nodig, bijvoorbeeld bij een artikel over de onderhoudstaat van nu synagoges op dit moment. Overzichtskaarten, detailkaarten en 'locatormaps'Bij een kaart is niet altijd sprake van slechts één kaartframe. Is er sprake van het aspect 'tijd', of worden er meerdere thema's van één en hetzelfde gebied weergegeven, dan zijn meerdere kaarten naast elkaar te zien.
Hieronder word van beide soorten 'inzet'kaarten een voorbeeld gegeven. Rechts twee zogenaamde 'locatormaps' (Engelse term; Nederlandse term onbekend). De naam 'locatormap' wordt vaak gebruikt voor heel simpele voorbeelden van overzichtskaarten. Het eerste voorbeeld toont een locatormap zonder overzichtskaart, het voorbeeld uiterst rechts toont een locatormap mét overzichtskaart. Locatormaps zijn vaak 'slechts' (maar zeer waardevolle) topografische illustraties en geen thematische kaarten. Ze worden veel in reisbrochures, internet en in kranten gebruikt. Zie ook de vele voorbeelden van locatormaps op Wikimedia Commons. ConcessiesConcessies aan bovenstaande 'minimale eisen' kunnen gedaan worden:
Informatie-lagenIn Deel B hebben we de basis gelegd voor een mooie thematische kaart. Door een juiste classificatie en een mooie symbologie hebben we een mooie kaart. Of toch niet? Inderdaad, er zullen altijd extra kaartlagen (informatie-lagen) bij moeten. Dat kan om drie redenen:
Speel wat met allerlei mogelijkheden van het opmaken / layouten van de kaartonderdelen. Kom je er niet uit probeer dan eens een ander kaartformaat, bijvoorbeeld Nederland op een landscape-formaat (horizontaal gelegen) in plaats van het voor de handliggende portret-formaat (verticaal gelegen).
Lege ruimten op de kaart zelf / wel of niet maximaal inzoomenIn een goede klassieke film zal de regisseur een stilte laten vallen na een belangrijke opmerking. Of er wordt ingezoomd op een voorwerp dat de sleutel zal worden bij het oplossen van een misdaad. Een kaartenmaker kent ook deze twee technieken ook.
Intermezzo: Kaarten in reclame / de afdeling Marketing
Dit alles staat in dienst van een snel leesbare kaart: Ietsje verder is ietsje duurder, maar nog steeds onder de honderd euro. En doordat er zo ver ingezoomd is op Europa, kom je niet op het idee dat je ook naar Barcelona of Milaan zou kunnen; dan is niet de trein maar het vliegtuig plotseling goedkoper. Dat is de reden dat hier dus zo ver ingezoomd is. Je hebt door de 'volle' kaart (al die labels bij elkaar) ook het idee dat deze steden zo ongeveer alle steden zijn. Kies maar uit deze opties, lijkt de kaart te zeggen. Dat de steden niet exact op de juiste plek worden gezet is geen enkel probleem. De ondergrond is zo algemeen weergegeven, en de labels zijn zo groot, dat waarschijnlijk geen enkele kaartlezer op het idee komt om de exacte afstanden na te meten of de ligging van de steden te controleren. Overigens; dit is een mooi voorbeeld van de meerwaarde van een kaart: een tabel met prijzen en namen van deze steden had nooit zo'n mooi overzicht gegeven voor de reiziger; die weet vaak al de richting waar die heen wil; door de kaart wordt hij daar weer op gewezen.
Visuele hiërarchieWanneer een schilder een onderwerp bepaalde nadruk wil geven, kan hij onder andere gebruik maken van technieken als licht en donker en afwijkende kleuren. In een aantal van de beroemdste schilderijen is dit goed te zien. Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer staan bekend als 'lichtkunstenaars'. Bij het Melkmeisje van Vermeer zie je dat de aandacht van het meisje gericht is op waar zij voor moet zorgen: het eten. Dat komt niet alleen door dat haar blik daar op gericht is. De lichtstralen vanuit het raam versterken namelijk dit effect: zij verlichten dat waar zij naar kijkt. De tafel en de muur achter het eten zijn juist weer contrasterend zwart. Het bovenlichaam van het meisje staat niet alleen in het licht, er is ook gekozen voor de meest verzadigde kleur geel die er maar is. Andere verzadigde kleuren (blauw) zijn door de kunstenaar maar weinig gebruikt, zodat het melkmeisje (niet voor niets de titel van het schilderij) echt het onderwerp blijft. Tot slot de lege witte ruimte rechts, de muur. Dit zou oninteressant kunnen lijken, ware het niet dat deze de donkere rechterzijde van het melkmeisje als het ware 'naar voren brengt'. Dit heet visuele hiërarchie.
Ook de beide andere schilderijen zijn op een dergelijke manier te analyseren. De Mona Lisa kent detail, op de achtergrond, maar die is wazig en licht in een andere kleur getekend. Het hoofd wordt daardoor 'opgetild'. Ook krijgt het schilderij diepte door de witte handen, voor de donkere buste te plaatsen. De schilder heeft op deze manier zowel detail als het hoofdonderwerp in een goede harmonie geschilderd. De details staan er - bij het melkmeisje letterlijk: op tafel -, maar vertolken door het bescheiden voorkomen alleen de rol van ondersteuning: alles ten behoeve van het onderwerp / de boodschap. Dit zorgt voor een weldadige rust, bij beide schilderijen. Misschien behoren beide schilderijen daarom wel tot de mooiste ter wereld. Een cartograaf kan - en moet - dergelijke technieken ook gebruiken. Visuele hiërarchie dient er voor om wat belangrijk is, zo goed mogelijk over te brengen op de kaartlezer, en hem te leiden in wat belangrijk is. Het kaartvoorbeeld van de VS toont een kaart met meerdere kaartframes. Binnen de kaartframes en tussen de kaartframes zelf is gebruik gemaakt van visuele hiërarchie om de boodschap te ondersteunen:
Een goede visuele hiërarchie dient de inhoudelijke hiërarchie te onderstrepen / versterken. Overigens, de kaart van de VS lijkt eerder voor het scherm gemaakt te zijn dan voor een zwart-wit printer. Het grijs van de omringende landen zal donkerder in beeld komen dan de staten en de zee. Op een zwart-wit printer zal de visuele hiërarchie minder goed uitkomen. Tot slot een kaart met daarop de voorzieningen in het centrum van een (fictieve) stad. Deze linker kaart - dat is tevens de goede versie - kent de volgende kenmerken die de visuele hiërarchie gebruiken om het tot een goede kaart te laten zijn:
De tweede kaart toont al die kenmerken in de omgekeerde uitvoering. Het is daardoor een kaart met een zeer slechte visuele hiërarchie. Merk onder andere op:
De werking van een goede visuele hiërarchie wordt getoond door het rechter figuur. Door donkerdere, verzadigdere kleuren en superpositie van elementen op andere (vlak) elementen wordt de belangrijkheid zoals die door het brein wordt ervaren op een juiste manier afgedwongen. De kaartlezer ervaart de kaart daardoor als het ware drie-dimensionaal; de donkerste elementen worden als hoger en belangrijker ervaren. De relatie tussen kaartformaat en detailEen kaart ontworpen voor een A0 (zie figuur) kan in theorie op een A4 worden afgedrukt, en andersom. Dit zal echter niet altijd de bedoeling zijn. Sterker, vaak zal dit niet lukken. Zie de twee foto's van een bekende reclametechniek. Van veraf lijkt het tweede paar 10 euro te kosten. Van dichtbij blijkt dat het tweede paar slechts 10 euro extra korting mee krijgt. En dan ook nog eens alleen schoenen duurder dan 79 euro. Wat is de link met kaarten? Kaarten en reclame-uitingen zijn beide grafische uitdrukkingsvormen om een boodschap over te brengen aan een doelgroep. In het algemeen zal de boodschap van een kaartenmaker goede bedoelingen hebben. De maker van de reclameboodschap heeft waarschijnlijk bewust kleine letters gebruikt. Het lokkertje is van ver te zien, de waarheid pas indien je voor de winkelruit staat. Zou een kaart zo ontworpen zijn, bewust of onbewust, dan kan iemand de kaart dus verkeerd interpreteren. Een (kaart op een) A0 kan ontworpen zijn om zowel voorin als achter in een zaal zichtbaar te zijn. Dergelijke A0's kunnen vaak best op een A4 worden afgedrukt, voor in een rapportage. Maar wanneer een A0 ontworpen is als referentie of hulp (detailkaart) voor naast iemands bureau, zal het formaat A0 bewust gekozen zijn om er veel detail op terug te kunnen vinden. Overigens, voor tussenliggende formaten, tussen een A0 en een A4, geldt dit uiteraard ook; zij het wellicht in mindere mate. In het voorbeeld hieronder worden de verschillen benoemd. Merk op dat het thema hetzelfde is, maar de boodschap niet dezelfde kán zijn. De schaal is wel hetzelfde. Schaal zegt dus niet per definitie iets over de gedetailleerdheid! De opmaak, inhoud, gedetailleerdheid, hoeveelheid tekst en het lettertype (ook van de titel!) is steeds verschillend, zoals te zien in de figuur en tabel hieronder.
Wanneer voegt een kaart iets toe?Wanneer voegt een kaart iets toe aan een tekst, tabel of rij met cijfers? Oftewel, wanneer is de geografische context waarbinnen gegevens worden geplaatst daadwerkelijk een meerwaarde? Uit de theorie is al vaker betoogd dat een kaart veel toevoegt, de informatie wordt in een ruimtelijke context bekeken; een aspect dat andere vormen van (data-) visualisatie niet voor elkaar krijgen. Toch wordt dat met tabellen en beschrijvingen wel eens geprobeerd. Op het eind van deze module kan het - met een zelf gemaakte kaart inmiddels voor ons op de PC in beeld - geen kwaad om deze vraag nogmaals te stellen. Hebben we nu echt een zinvolle kaart geproduceerd? Bekijk de staafgrafiek rechts eens: Een kaart zou hier een heel aardige toevoeging aan kunnen geven. De meeste mensen weten best waar de 12 genoemde provincies liggen, maar de vraag komt toch al gauw op: "zijn het vooral de noordelijke en oostelijke provincies die arm zijn?". Het beeld dat een kaart (in dit geval zal een choropleet de beste kaartsoort zijn) oplevert van de data uit deze grafiek zou daarom best wel eens beter kunnen bijblijven dan de grafiek. In sommige gevallen vormt een kaart geen meerwaarde boven of naast een tabel, grafiek of tekst. Dat is het geval wanneer er:
Presenteer dergelijke data gewoon met een andere (grafische) uitdrukkingsvorm zoals met tabelletjes, staafgrafieken, taartdiagrammen, et cetera. Zie bijvoorbeeld de figuren hieronder. Ook al zal een goed lezer merken dat van beide laatste voorbeelden wellicht toch redelijke kaarten te maken zijn. In het figuur hieronder is een kaart te zien waar de uitgang van de (Nederlandse) naam van het land is gesymboliseerd. Zo geeft de roze/paarse kleur weer waar de uitgang 'rijk' (zoals in Oostenrijk en Verenigd Koninkrijk) op deze wereld nog is te vinden. Zo kan een taalkundige of een cultuurhistorische wetenschapper ruimtelijke verbanden aan het licht brengen. Ons gevoel of 'vooroordeel' wordt bevestigd: De uitgang 'stan' (zoals in Afganistan en Turkmenistan) is inderdaad - en alleen - in Midden Azië te vinden. Zou er géén relatie bestaan tussen een bepaalde vorm van classificatie en de geografische spreiding, dan is een dergelijke kaart alléén te gebruiken om de stelling of hypothese te ontkrachten dat een fenomeen op een bepaalde wijze geografisch geclusterd zou plaats vinden of op bepaalde plekken zou voorkomen. Om een dergelijke nietszeggende kaart voor een ander doel of bij een bredere doelgroep onder de aandacht te brengen zou zinloos zijn. NB: Over (de visualisatie van) deze kaart gaat een opdracht; zie Uitgangen van landsnamen ReferentiesLiteratuurVoor literatuur zie Overige informatie en links.
Ga naar de opdrachten en vragen over deze module 'Kaartopmaak'.
Ga verder met (Deel C): Labels. |