zwam

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwam
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘sporeplant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwam zwammen
verkleinwoord zwammetje zwammetjes

Zelfstandig naamwoord

zwam v/m

  1. (schimmels) schimmel in hun bestaan afhankelijk van andere organismen
    • Zwammen parasiteren soms op andere planten. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • zwamdraad
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
zwammen

zwam

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwammen
    • Ik zwam. 
  2. gebiedende wijs van zwammen
    • Zwam! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwammen
    • Zwam je? 

Gangbaarheid

  • Het woord zwam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.