zooi
Nederlands
Woordafbreking
- zooi
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(grote, ongeregelde) hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1]
- van Middelnederlands suede; een naamwoord van handeling van zieden[2].
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zooi | zooien |
verkleinwoord | zooitje | zooitjes |
Zelfstandig naamwoord
zooi v/m
- warboel, puinhoop
- Ik maakte er een zooitje van.
- Ik heb altijd veel zooi bij me in de auto.
- kooksel; dat wat langdurig samen gekookt wordt
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord zooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zooi' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.