zooi

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zooi    (hulp, bestand)
  • IPA: /zoːi̯/
Woordafbreking
  • zooi
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘(grote, ongeregelde) hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1]
  • van Middelnederlands suede; een naamwoord van handeling van zieden[2].
enkelvoud meervoud
naamwoord zooi zooien
verkleinwoord zooitje zooitjes

Zelfstandig naamwoord

zooi v/m

  1. warboel, puinhoop
    • Ik maakte er een zooitje van. 
    • Ik heb altijd veel zooi bij me in de auto. 
  1. kooksel; dat wat langdurig samen gekookt wordt
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.