zoeker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zoeken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zoeker zoekers
verkleinwoord zoekertje zoekertjes

Zelfstandig naamwoord

zoeker m

  1. iemand die zoekt
    • Hij is altijd een beetje een zoeker gebleven. 
  1. een instrumentje op of aan een camera dat het richten ervan vergemakkelijkt, een richtmiddel
    • Eindelijk werd zijn geduld beloond en had hij een sneeuwluipaard in zijn zoeker. 
  1. een lijst of catalogus die het zoeken van een product of dienst vergemakkelijkt
  2. (informatica) een elektronische versie van [3]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

    This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.