vizier
Nederlands
Woordafbreking
- vi·zier
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘helmklep’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
- Leenwoord uit het Turks, in de betekenis van ‘grootwaardigheidsbekleder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1625 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vizier | vizieren |
verkleinwoord | viziertje | viziertjes |
Zelfstandig naamwoord
vizier o [2]
- een richttoestel op de loop van een vuurwapen
- Hij had 'm in het vizier.
- klep aan een hoofddeksel of opening in een helm waar men doorheen kan kijken
- in het vizier hebben: je richten op een haalbaar doel
- ,,We zitten in een heel goede fase”, aldus Hulshoff. ,,Zeker als je ziet waar we vandaan komen. Natuurlijk hebben we, toen het sportief minder goed ging, ook gedacht: verdikke, zou het erin zitten? Maar we hebben voor Jupiler League-begrippen gewoon een hartstikke goede ploeg.” Cambuur staat momenteel elfde in de Jupiler League, maar heeft inmiddels de subtop in het vizier. [3]
Hyponiemen
- [1] telescoopvizier
Afgeleide begrippen
- [1] vizierkijker, vizierlijn, vizierschot
Vertalingen
1. een richttoestel op de loop van een vuurwapen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vizier | viziers |
verkleinwoord | viziertje | viziertjes |
Zelfstandig naamwoord
vizier m
- een minister, een hoog staatsdienaar onder een Oosters heerser zoals een sultan [4]
Afgeleide begrippen
- grootvizier
Gangbaarheid
- Het woord vizier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vizier' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "vizier" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- vizier op website: Etymologiebank.nl
- Tubantia Sander de Vries 29-01-18 Hulshoff: Wij gaan ons niet verstoppen in Enschede
- vizier op website: Etymologiebank.nl
- M.J. Koenen - J. Endepols, Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal (tevens Vreemde-woordentolk), Groningen, Wolters-Noordhoff, zesentwintigste druk 1969.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.