ruziezoeker
Nederlands
Woordafbreking
- ru·zie·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ruzie en zoeker
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | ruziezoeker | ruziezoekers |
| verkleinwoord | ruziezoekertje | ruziezoekertjes |
Zelfstandig naamwoord
ruziezoeker m
- iemand die ruzie zoekt of maakt
Gangbaarheid
- Het woord ruziezoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ruziezoeker' herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.