zelfzeker
Nederlands
Woordafbreking
- zelf·ze·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf en zeker . Leenvertaling van het Duitse selbstsicher.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelfzeker | zelfzekerder | zelfzekerst |
verbogen | zelfzekere | zelfzekerdere | zelfzekerste |
partitief | zelfzekers | zelfzekerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zelfzeker
- vol zelfvertrouwen
- Hij nam zelfzeker het woord.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zelfzeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zelfzeker' herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.