zelfverzekerd
Nederlands
Woordafbreking
- zelf·ver·ze·kerd
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zelf en verzekerd
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | zelfverzekerd | zelfverzekerder | zelfverzekerdst |
verbogen | zelfverzekerde | zelfverzekerdere | zelfverzekerdste |
partitief | zelfverzekerds | zelfverzekerders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
zelfverzekerd
- vol zelfvertrouwen
- Hij nam zelfverzekerd het woord.
- Als hij zelfverzekerd door de loopgraven beende en zich tot de mannen richtte, kon hij net zo veel enthousiasme als hij wilde in zijn woorden leggen als hij refereerde aan de verpletterende nederlaag van de vijand die met een laatste salvo de genadeslag zou krijgen, maar de mannen gaven hem alleen wat vaag gemopper ten antwoord en stemden voorzichtigheidshalve zwijgend toe door naar hun kistjes te kijken. [1]
Gangbaarheid
- Het woord zelfverzekerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zelfverzekerd' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.