zeehond
Nederlands
Woordafbreking
- zee·hond
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘zeeroofdier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1293 [1]
- samenstelling van zee en hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeehond | zeehonden |
verkleinwoord | zeehondje | zeehondjes |
Zelfstandig naamwoord
zeehond m
- (zoogdieren) Phoca sp.
(met name Ph. vitulina) lid van de familie Phocidae
- Zeehonden vertoeven in de noordelijke zeeën en maken een blaffend geluid.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. rob van de "Phocidae"familie, vertoeft in de noordelijke zeeën en maakt een blaffend geluid
Gangbaarheid
- Het woord zeehond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zeehond' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.