woongebied
Nederlands
Woordafbreking
- woon·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van woon ww en gebied zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woongebied | woongebieden |
verkleinwoord | woongebiedje | woongebiedjes |
Zelfstandig naamwoord
woongebied o
- stuk land dat bestemd is voor de huisvesting van mensen en de daarbij horende voorzieningen
- streek of stuk land waar een bepaalde persoon of groep mensen woont
- (dierkunde) land waarin een bepaalde diersoort van nature voorkomt
Antoniemen
- [2] werkgebied
Gangbaarheid
- Het woord woongebied staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.