toorn

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toorn    (hulp, bestand)
  • IPA: /torn/
Woordafbreking
  • toorn
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘woede’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord toorn -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

toorn m

  1. woede, gram
    • Men vreze de toorn van God. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
toornen

toorn

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toornen
    • Ik toorn. 
  2. gebiedende wijs van toornen
    • Toorn! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toornen
    • Toorn je? 

Gangbaarheid

  • Het woord toorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.