toorn
Nederlands
Woordafbreking
- toorn
Zelfstandig naamwoord
toorn m
- woede, gram
- Men vreze de toorn van God.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
toornen |
toorn
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toornen
- Ik toorn.
- gebiedende wijs van toornen
- Toorn!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toornen
- Toorn je?
Gangbaarheid
- Het woord toorn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toorn' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.