winkeljuffrouw
Nederlands
Woordafbreking
- win·kel·juf·frouw
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winkel en juffrouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkeljuffrouw | winkeljuffrouwen |
verkleinwoord | winkeljuffrouwtje | winkeljuffrouwtjes |
Zelfstandig naamwoord
winkeljuffrouw v
- (beroep) een vrouw die beroepsmatig in een winkel, een supermarkt, een warenhuis of buiten werkt, met name klanten bedient, waren verkoopt of achter de kassa zit
- Hij knevelde er de 21-jarige winkeljuffrouw en sleurde haar mee naar de voorraadkamer. Daar randde hij haar aan en gaf ze slagen en 18 messteken. [1]
Synoniemen
- cheffin
- verkoopster
- winkelbediende
- winkeljuf
- winkelmeisje
Vertalingen
1. een vrouw die beroepsmatig in een winkel, een supermarkt, een warenhuis of buiten werkt, met name klanten bedient, waren verkoopt of achter de kassa zit
Gangbaarheid
- Het woord winkeljuffrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'winkeljuffrouw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.