winkeleigenaar
Nederlands
Woordafbreking
- win·kel·ei·ge·naar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van winkel en eigenaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winkeleigenaar | winkeleigenaren winkeleigenaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
winkeleigenaar m
- een ondernemer die een winkel bezit
- Een winkeleigenaar is vaak een kleine zelfstandige.
- De bakker, de slager en de kruidenier in het dorp waren nog zelfstandige winkeleigenaren en dus niet filiaalhouders voor een grotere keten.
Gangbaarheid
- Het woord winkeleigenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.