kruidenier
![](../I/m/Kruidenier_in_Boskoop_Dutch_grocer.jpg)
[2] Een kruidenier.
Nederlands
Woordafbreking
- krui·de·nier
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘handelaar in kruiderijen en vervolgens ook in grutterswaren’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1]
- afgeleid van kruid met het achtervoegsel -ier met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruidenier | kruideniers |
verkleinwoord | kruideniertje | kruideniertjes |
Zelfstandig naamwoord
kruidenier m
- winkelier in levensmiddelen
- winkel met levensmiddelen
- krenterig persoon
Verwante begrippen
- kruidenierster
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. winkelier in levensmiddelen
2. winkel met levensmiddelen
Gangbaarheid
- Het woord kruidenier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kruidenier' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.