werkloosheid
Nederlands
Woordafbreking
- werk·loos·heid
Zelfstandig naamwoord
werkloosheid v
- (formeel) geen baan hebben, betaald werk missen
- Waar moet ik mijn werkloosheid melden?
- (economie) deel van de beroepsbevolking dat geen baan heeft
- seizoengecorrigeerde werkloosheid
- (verouderd) niet actief zijn, niks doen
- Het meest dat my hindert, is een soort van werkloosheid door een duizelige dofheid. [3]
Opmerkingen
- In het gesproken Nederlands bestaat er een zekere voorkeur om een lange en korte lettergrepen af te wisselen en wordt 'werkeloosheid' in alle betekenissen meer gebruikt. In formele teksten sinds het eind van de 19e eeuw krijgt het woord 'werkloosheid' vooral de betekenis [1] en [2], als onderscheid met betekenis [3] die een negatief oordeel over personen kan inhouden en die bij 'werkeloosheid' niet is verouderd.
Afgeleide begrippen
- [1] werkloosheidsgraad, werkloosheidspercentage, werkloosheidsregeling, werkloosheidsuitkering, werkloosheidsverzekering, werkloosheidswet
- [2] seizoenswerkloosheid, werkloosheidscijfer, werkloosheidsgraad, werkloosheidspercentage, werkloosheidsstatistiek, verborgen werkloosheid
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- werkloosheidsval
Vertalingen
1. het werkloos zijn
2. het aandeel van de beroepsbevolking zonder betaalde baan
Gangbaarheid
- Het woord werkloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'werkloosheid' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.