wensdroom
Nederlands
Woordafbreking
- wens·droom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van wens zn en droom zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wensdroom | wensdromen |
verkleinwoord | wensdroompje | wensdroompjes |
Zelfstandig naamwoord
wensdroom m
- een droom waarvan je hoopt dat ze ooit werkelijkheid wordt, maar waarvan je weet dat het waarschijnlijk nooit zal gebeuren
- Voorman Lodewijk Asscher van de PvdA begaat een historische blunder door niet deel te nemen aan de kabinetsformatie. Het is een wensdroom van de PvdA om net als 4 jaar geleden te komen tot brede volkspartij. Maar de realiteit is dat door een versplinterd politiek landschap deze droom nooit werkelijkheid zal worden.[1]
- „Europa lijdt aan een onrealistische wensdroom over een maakbare samenleving”, veronderstelt een van hen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord wensdroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wensdroom' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 28 jun. 2017
- de Telegraaf 09 jun. 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.