wennen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wen·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gewoon raken’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wennen
wende
gewend
zwak -d volledig

Werkwoord

wennen

  1. gewoon worden, vertrouwd raken
    • Hij moest wennen aan de nieuwe opzet van het systeem. 
  1. vetrouwd maken
    • Hij wende zijn hond geleidelijk aan zijn nieuwe omgeving. 
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

wennen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wen

Gangbaarheid

  • Het woord wennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.