onwennig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·wen·nig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van wen (stam van het werkwoord wennen) met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onwennigonwennigeronwennigst
verbogen onwennigeonwennigereonwennigste
partitief onwennigsonwennigers-

Bijvoeglijk naamwoord

onwennig

  1. ergens niet aan gewoon zijn, iets niet kennen, onhandig
    • Het boerenmeisje was de onwennigste gast op het grote feest bij de koning. 

Gangbaarheid

  • Het woord onwennig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.