nawee
Nederlands
Woordafbreking
- na·wee
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van na bw en wee zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | nawee | naweeën |
| verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
nawee v/m [2]
- pijnlijke samentrekkingen van de baarmoeder nadat de nageboorte al geboren is
- (figuurlijk) vervelende nasleep van iets
- Het slapen daarentegen vlot iets minder goed. Er bestaan daar natuurlijk allerlei theorieën over: tijdens de eerste nacht in een vreemd bed zouden mensen bijvoorbeeld de linkerhersenhelft in waakstand zetten. Een nawee uit onze evolutiegeschiedenis. [3]
- Hellendoorn Omroep Interactief kampt nog steeds met de naweeën van de inbraak in de zendkast van de lokale omroep, nu vier weken geleden. De radioprogramma's van HOi zijn nog steeds niet via de ether te beluisteren. [4]
Gangbaarheid
- Het woord nawee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'nawee' herkend door:
| 95 % | van de Nederlanders; |
| 96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- nawee op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 28 MEI 2016 Sarah Vankersschaever
- Tubantia Han Haveman 14-04-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.