wasbeer
Nederlands
Woordafbreking
- was·beer
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kleine beer’ voor het eerst aangetroffen in 1857 [1]
- samenstelling van was ww en beer [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wasbeer | wasberen |
verkleinwoord | wasbeertje | wasbeertjes |
Zelfstandig naamwoord
wasbeer m
- (zoogdieren) klein Noord-Amerikaans roofdier met zwart-wit gezichtsmasker en goed ontwikkelde staart (Procyon lotor
)
Vertalingen
1. klein Noord-Amerikaans roofdier met zwart-wit gezichtsmasker en goed ontwikkelde staart (Procyon lotor)
Gangbaarheid
- Het woord wasbeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'wasbeer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.