vakantiedag

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiedag vakantiedagen
verkleinwoord vakantiedagje vakantiedagjes

Zelfstandig naamwoord

vakantiedag m

  1. een dag dat je niet hoeft te werken maar waarop het loon wel wordt doorbetaald
    • Iedere werknemer heeft recht op 20 vakantiedagen bij een volledige baan. 
    • Er zijn verplichte vakantiedagen en vakantiedagen die men vrij kan opnemen. 
Synoniemen
  1. verlofdag
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vakantiedag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.