snipperdag
Nederlands
Woordafbreking
- snip·per·dag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snipperdag | snipperdagen |
verkleinwoord | snipperdagje | snipperdagjes |
Zelfstandig naamwoord
snipperdag m [2]
- een losse vrije dag dat je niet hoeft te werken
- Niemand gaat de beveiliging in omdat-ie een baan van negen tot vijf wil, zeggen Booy en zijn collega’s. Ongure werktijden zijn niet het probleem. Je hoeft nooit een snipperdag te nemen en je hebt een excuus om de verjaardag van je schoonmoeder te missen. Booy past vaak op zijn zoontje. [3]
Gangbaarheid
- Het woord snipperdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snipperdag' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- snipperdag op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Carola Houtekamer 3 augustus 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.