voorraad
Nederlands
Woordafbreking
- voor·raad
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘voorhanden hoeveelheid’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- Uit het Duits of samenstelling van voor en raad (voorzorg) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorraad | voorraden |
verkleinwoord | voorraadje | voorraadjes |
Zelfstandig naamwoord
voorraad m
- wat voor later gebruik wordt opgeslagen
- Hij had genoeg voorraad om de winter door te komen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. wat voor later gebruik wordt opgeslagen
Gangbaarheid
- Het woord voorraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorraad' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.