voorkant
Nederlands
Woordafbreking
- voor·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van voor en kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorkant | voorkanten |
verkleinwoord | voorkantje | voorkantjes |
Zelfstandig naamwoord
voorkant m
- één van de zijden van een voorwerp, namelijk dewelke naar voren gericht is.
- De voorkant van een huis is gewoonlijk naar de straat gericht waaraan het ligt.
Vertalingen
1. één van de zijden van een voorwerp, namelijk dewelke naar voren gericht is
Gangbaarheid
- Het woord voorkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'voorkant' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.