voeder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voe·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘voedsel’ voor het eerst aangetroffen in 1160 [1]
  • Naamwoord van handeling van voeden met het achtervoegsel -er [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord voeder voeders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

voeder o [4] [5] [6] [7]

  1. voer
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
voederen

voeder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voederen
    • Ik voeder. 
  2. gebiedende wijs van voederen
    • Voeder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voederen
    • Voeder je? 

Gangbaarheid

  • Het woord voeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.