vlinder
![](../I/m/Talicada_nyseus_(1).jpg)
Een vlinder.
Nederlands
Woordafbreking
- vlin·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘insect’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vlinder | vlinders |
verkleinwoord | vlindertje | vlindertjes |
Zelfstandig naamwoord
vlinder m
- (insecten) een schubvleugelig insect met vier gekleurde vleugels en een oprolbare tong
- Vlinders beginnen hun leven als rups, verpoppen, en komen dan gevleugeld en wel tevoorschijn.
- (kleding) een vlinderdas
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een schubvleugelig insect, meestal met gekleurde vleugels
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vlinderen |
vlinder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlinderen
- Ik vlinder.
- gebiedende wijs van vlinderen
- Vlinder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vlinderen
- Vlinder je?
Gangbaarheid
- Het woord vlinder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vlinder' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.