visman
Nederlands
![](../I/m/Visman_beeld_Deventer_-01.jpg)
[2] visman in Deventer
Woordafbreking
- visĀ·man
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis zn en man zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visman | vismannen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
visman m [1]
- (beroep) iemand die vis verkoopt
- In dit doolhof vind je souvenirstandjes, maar ook kleermakers die voor hun winkeltje in de weer zijn met naald en draad, de visman die pronkt met zijn verse vis en oude kruidenmannetjes die verse pepers aan de man proberen te brengen. [2]
- (mythologie) een man die eerste een vis was
- Hij lijkt ook met zijn baard en zwarte ogen sprekend op de tekening van de Visman, in het boek vol met sagen en legendes van het eiland. Volgens het verhaal komt een man die eerst vis was, aan land om hoop en verwondering te brengen. [3]
Gangbaarheid
- Het woord visman staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'visman' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf ELINE DOLDERSUM 19 feb. 2014 Authentiek Djerba
- De Telegraaf JOLANDA JANSSEN 17 jan. 2014 Hoop en verwondering
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.