visgerei
Nederlands
![](../I/m/COLLECTIE_TROPENMUSEUM_Spoelen_en_naalden_gebruikt_bij_de_visserij_TMnr_A-3044c.jpg)
visgerei
Woordafbreking
- vis·ge·rei
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis zn en gerei zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visgerei | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
visgerei o [1]
- zaken die men nodig heeft om te kunnen vissen
- Actievoorzitter Farah Karimi zegt desondanks „enorm trots” te zijn op de resultaten. Zo kregen bijna een half miljoen mensen voedselhulp, werden honderdduizenden kinderen op ondervoeding onderzocht en ontvingen meer dan honderdduizend mensen zaden, landbouwgereedschap op visgerei, zodat ze weer in hun levensonderhoud kunnen voorzien.[2]
- Soren Knabe van de sportvisbond roept in gesprek met het lokale TV2/Fyn 'alle sportvissers'op hun visgerei te pakken en te gaan vissen op de forellen.[3]
Synoniemen
- visbenodigdheden, vistuig
Gangbaarheid
- Het woord visgerei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'visgerei' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Reformatorisch Dagblad 17-05-2018 2 miljoen mensen geholpen met 555-donaties
- Tubantia 10-01-17 Deense vissers opgeroepen voor grote jacht op ontsnapte forellen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.