gerei

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·rei
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘benodigdheden’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van reien met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord gerei -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

gerei o

  1. benodigheden voor een bepaalde taak
    • Hij wilde zich scheren en haalde zijn gerei uit zijn tas. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gerei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.