gerei
Nederlands
Woordafbreking
- ge·rei
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘benodigdheden’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Naamwoord van handeling van reien met het voorvoegsel ge- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gerei | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
gerei o
- benodigheden voor een bepaalde taak
- Hij wilde zich scheren en haalde zijn gerei uit zijn tas.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord gerei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gerei' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.