verslagenheid
Nederlands
Woordafbreking
- ver·sla·gen·heid
Zelfstandig naamwoord
verslagenheid v [1]
- het heftige, verdrietige, verwarde gevoel dat men heeft als men iets heel belangrijks verloren heeft
- De Belgische kranten openen woensdag vooral met verslagenheid. Na de aanslagen van dinsdagochtend, waarbij zeker 34 mensen werden gedood en tweehonderd anderen gewond raakten, tekent collectieve rouw de voorpagina’s.[2]
- Verslagenheid na fatale val renner: Wielrennen Antoine Demoitié overleed na een val in Gent-Wevelgem. De discussie over veiligheid in de koers laait weer op na de dood van de Belgische renner.[3]
Synoniemen
- neerslachtigheid, ontsteltenis, droefheid, moedeloosheid, ontreddering, treurigheid, troosteloosheid, rouw, smart, treurigheid, triestigheid, schrik, verbijstering, wanhoop, radeloosheid
Gangbaarheid
- Het woord verslagenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verslagenheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Sjoerd Klumpenaar 23 maart 2016
- NRC Maarten Scholten 28 maart 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.