rouw
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: rouw (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /rʌʊβ̞/
- (Vlaanderen, Brabant): /rʌːβ̞/
- (Limburg): /raʊ/
Woordafbreking
- rouw
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rouw | rouwer | rouwst |
verbogen | rouwe | rouwere | rouwste |
partitief | rouws | rouwers | - |
Gangbaarheid
- Het woord rouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rouw' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rouwen |
rouw
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwen
- Ik rouw.
- gebiedende wijs van rouwen
- Rouw!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwen
- Rouw je?
Verwijzingen
- "rouw" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- rouw op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- rouw op website: Etymologiebank.nl
- rouw op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.