verschil
Nederlands
Woordafbreking
- ver·schil
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onderscheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1485 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verschil | verschillen |
verkleinwoord | verschilletje | verschilletjes |
Zelfstandig naamwoord
verschil o
- een aspect dat bij vergelijking anders is
- Het verschil tussen die twee computerprogramma's is een andere gebruikersomgeving.
- (wiskunde) resultaat van een mathematische aftrekking
Uitdrukkingen en gezegden
- Een verschil maken.
Antoniemen
- [2] som
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. een aspect dat bij vergelijking anders is
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verschillen |
verschil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschillen
- Ik verschil.
- gebiedende wijs van verschillen
- Verschil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschillen
- Verschil je?
Gangbaarheid
- Het woord verschil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verschil' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.