verhuizen
Nederlands
Woordafbreking
- ver·hui·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verhuizen |
verhuisde |
verhuisd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
verhuizen
- ergatief van woonplaats veranderen
- Wij verhuizen morgen naar Rotterdam.
- overgankelijk de inboedel van een ander overbrengen
- Dat bedrijf verhuisde hen naar een gloednieuw huis.
Hyponiemen
- landverhuizen
Afgeleide begrippen
- verhuisauto, verhuisbedrijf, verhuisbericht, verhuisdoos, verhuiskaart, verhuiskosten, verhuisservice, verhuiswagen, verhuizer, verhuizing
Vertalingen
1. van woonplaats veranderen
2. de inboedel van een ander overbrengen
Gangbaarheid
- Het woord verhuizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verhuizen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.