veilig
Nederlands
Woordafbreking
- vei·lig
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beschermd’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- afgeleid van veil met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | veilig | veiliger | veiligst |
verbogen | veilige | veiligere | veiligste |
partitief | veiligs | veiligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
veilig
- niet aan gevaar blootstaand
- Na een spannende reis was hij thuis weer in een veilige omgeving.
Uitdrukkingen en gezegden
- veilig en lekker gemakkelijk
Hyponiemen
- brandveilig, kinderveilig, kindveilig, milieuveilig
Vertalingen
1. niet aan gevaar blootstaand
veilig en lekker gemakkelijk
|
Gangbaarheid
- Het woord veilig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'veilig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.