safe

Niet te verwarren met: save

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  safe    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsef/
Woordafbreking
  • safe
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘veilig’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
  • van Engels safe [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord safe safes
verkleinwoord safeje safejes

Zelfstandig naamwoord

safe m

  1. kast of ruimte met dikke stalen wanden en veilig slot om waardevolle zaken in te bewaren
Synoniemen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen safesafersafest
verbogen -saferesafeste
partitief safessafers-

Bijvoeglijk naamwoord

safe

  1. vrij van gevaar
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord safe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
stellend vergrotend overtreffend
safesafersafest

Bijvoeglijk naamwoord

safe

  1. veilig
enkelvoud meervoud
safe safes

Zelfstandig naamwoord

safe

  1. kluis
Overerving en ontlening
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.