boosaardig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boos·aar·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kwaadaardig’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
  • Samenstellende afleiding van boos en aard met het achtervoegsel -ig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen boosaardigboosaardigerboosaardigst
verbogen boosaardigeboosaardigereboosaardigste
partitief boosaardigsboosaardigers-

Bijvoeglijk naamwoord

boosaardig

  1. met de intentie om kwaad te doen
    • De boosaardige crimineel kon worden ingerekend. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord boosaardig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.