skill
Nederlands
Woordafbreking
- skill
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | skill | skills |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
skill m
- vaardigheid, het vermogen om een handeling bekwaam uit te voeren of een probleem juist op te lossen
- Ionica heeft skills als aankomt op het oplossen van wiskundige problemen.
Vertalingen
1. het vermogen om een handeling bekwaam uit te voeren of een probleem juist op te lossen
Engels
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.