knowhow
Nederlands
Woordafbreking
- know·how
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vakkennis, deskundigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1]
Zelfstandig naamwoord
knowhow m
- de kennis en vaardigheid om tot iets in staat te zijn
- Wij hebben de knowhow om uw juridische problemen op te lossen.
Gangbaarheid
- Het woord knowhow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'knowhow' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.