knowhow

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  knowhow    (hulp, bestand)
  • IPA: /'noɦɑʊ̯/
Woordafbreking
  • know·how
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘vakkennis, deskundigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1968 [1]

Zelfstandig naamwoord

knowhow m

  1. de kennis en vaardigheid om tot iets in staat te zijn
    • Wij hebben de knowhow om uw juridische problemen op te lossen. 

Gangbaarheid

  • Het woord knowhow staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.