uitstoten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·sto·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitstoten
stiet uit
stootte uit
uitgestoten
klasse 7

gemengd
zwak -t

volledig

Werkwoord

uitstoten [1]

  1. overgankelijk uit een groep doen weggaan
    • Op een zekere leeftijd worden mannetjesolifanten uitgestoten uit de kudde. 
  1. overgankelijk (milieukunde) in het milieu vrijlaten
    • Er werd bij dat proces vrij veel kwik en cadmium uitgestoten. 
  1. overgankelijk uiten
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • uitstootgas, uitstootrechten, uitstootreductie, uitstootster, uitstootsticker, uitstootvermindering, uitstoter, uitstoting
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

uitstoten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitstoot

Gangbaarheid

  • Het woord uitstoten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.