uitstoot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·stoot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitstoot uitstoten
verkleinwoord uitstootje uitstootjes

Zelfstandig naamwoord

uitstoot m

  1. afvalstoffen van een fabriek die worden uitgestoten
    • In Nederland gelden op dit moment zelfs helemaal geen normen op het gebied van uitstoot door houtrook. De strengere Europese ecodesignnorm, die eigenlijk pas voor 2022 gepland staat, moet volgens de vereniging daarom sneller in Nederland worden ingevoerd. [2] 
  1. aantal werknemers dat ontslagen wordt, aantal vrijgekomen vacatures dat in een bedrijf niet meer opgevuld wordt, arbeidsuitstoot
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • uitstootgas, uitstootrechten, uitstootreductie, uitstootsticker, uitstootvermindering

Werkwoord

vervoeging van
uitstoten

uitstoot

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstoten
    • ... dat ik uitstoot. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstoten
    • ... dat jij uitstoot. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstoten
    • ... dat hij uitstoot. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitstoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.