training
Nederlands
Woordafbreking
- trai·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | training | trainingen |
verkleinwoord | traininkje | traininkjes |
Zelfstandig naamwoord
training v
- een oefening
- Kom je ook naar de training op zaterdag?
- opleiding in een vaardigheid
- ik heb vandaag weer een managementtraining
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- trainingsacteur, trainingsfiets, trainingskamp, trainingsmaatje, trainingspak, trainingsprogramma, trainingsstage
Vertalingen
1. een oefening
Gangbaarheid
- Het woord training staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'training' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.