toelatingsexamen
Nederlands
Woordafbreking
- toe·la·tings·exa·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toelating en examen met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toelatingsexamen | toelatingsexamens |
verkleinwoord | toelatingsexamentje | toelatingsexamentjes |
Zelfstandig naamwoord
toelatingsexamen o
- (onderwijs) examen dat gedaan moet worden om tot een bepaalde school te worden toegelaten vóór het begin van de studie
- „Mijn ouders moedigden me aan. Je kunt worden wat je wil, zeiden ze. Maar mijn wereld was klein; ik kende niemand die iets creatiefs deed. Voor het toelatingsexamen van de academie moest je werk overleggen. Ik had geen portfolio. Wisten mijn ouders veel. Ik heb, hoe heet dat tegenwoordig, een gap year genomen. Een jaar lang zat ik thuis gedisciplineerd te schetsen. Ik wilde zo graag.” [1]
Synoniemen
- voorexamen, auditie
Gangbaarheid
- Het woord toelatingsexamen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- NRC 7 mei 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.