tikken
Nederlands
Woordafbreking
- tik·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kloppen’ voor het eerst aangetroffen in 1622 [1]
- klanknabootsing [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tikken |
tikte |
getikt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
tikken
- overgankelijk een of meer keren een niet harde slag of klap geven
- Hou toch eens op met tikken!
- het regelmatige, korte maar energieke geluid van zo'n slag of klap
- Het tikken van de wekker houdt me uit mijn slaap.
- overgankelijk typen
- Kun jij die brief even tikken?
Afgeleide begrippen
- [1],[2] tikkelen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: iemand op de vingers tikken
iemand berispen
- [2]: zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens
oost west, thuis best
Vertalingen
1. een of meer keren een niet harde slag of klap geven
2. het regelmatige, korte maar energieke geluid van zo'n slag of klap
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord tikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tikken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.