tiktak
Nederlands
Woordafbreking
- tik·tak
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: geluid van slingeruurwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1653 [1][2]
- samenstelling van tik zn en tak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tiktak | tiktakken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
tiktak o
- een dobbelspel
Tussenwerpsel
tiktak
- geluid dat een slingeruurwerk of horloge maakt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tiktakken |
tiktak
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tiktakken
- Ik tiktak.
- gebiedende wijs van tiktakken
- Tiktak!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tiktakken
- Tiktak je?
Gangbaarheid
- Het woord tiktak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tiktak' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.