terugblik
Nederlands
Woordafbreking
- te·rug·blik
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van terug en blik
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | terugblik | terugblikken |
verkleinwoord | terugblikje | terugblikjes |
Zelfstandig naamwoord
terugblik m
- een blik op voorbijgegane zaken
- We moesten een terugblik van de periode schrijven.
Vertalingen
1. een blik op voorbijgegane zaken
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugblikken |
terugblik
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugblikken
- ... dat ik terugblik.
Gangbaarheid
- Het woord terugblik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'terugblik' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.