tegendeel
Nederlands
Woordafbreking
- te·gen·deel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘het tegenovergestelde’ voor het eerst aangetroffen in 1620 [1]
- samenstelling van tegen en deel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tegendeel | tegendelen |
verkleinwoord | tegendeeltje | tegendeeltjes |
Zelfstandig naamwoord
tegendeel o
- Ik hoop dat we gaan winnen en zolang het tegendeel niet blijkt, ga ik daar ook van uit.
Verwante begrippen
- integendeel, tegengesteld, tegenliggend, tegenovergesteld, tegenstaand, tegenstrijdig
Vertalingen
1. het tegenovergestelde
Gangbaarheid
- Het woord tegendeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tegendeel' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.