tandwiel
Nederlands
Woordafbreking
- tand·wiel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tand en wiel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tandwiel | tandwielen |
verkleinwoord | tandwieltje | tandwieltjes |
Zelfstandig naamwoord
tandwiel o
- een wiel met een gekartelde rand bedoeld om in te grijpen in die van een ander ter overdracht van aandrijfkracht
- Dit mechaniek bestaat uit een aantal tandwielen.
Hyponiemen
- planeettandwiel, schroeftandwiel
Vertalingen
1. een wiel met een gekartelde rand bedoeld om in te grijpen in die van een ander ter overdracht van aandrijfkracht
Gangbaarheid
- Het woord tandwiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tandwiel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.