tandpijn

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tand·pijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tandpijn tandpijnen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tandpijn v/m

  1. pijn in één of meerdere tanden
    • Sinds gisteren heeft hij tandpijn. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tandpijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.