tag
Nederlands
Woordafbreking
- tag
Zelfstandig naamwoord
tag m
- graffitisymbool karakteristiek voor een persoon
- (informatica) een (relevant) sleutelwoord geassocieerd met, toegewezen aan of opgenomen in een digitaal bestand (zoals afbeeldingen, video, audio, tekst)
Hyponiemen
- dogtag
Afgeleide begrippen
- tagger
Werkwoord
vervoeging van |
---|
taggen |
tag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taggen
- Ik tag.
- gebiedende wijs van taggen
- Tag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taggen
- Tag je?
Gangbaarheid
- Het woord tag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tag' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /tӕg/
Woordafbreking
- tag
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.