ruzie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruzie    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈryzi/
Woordafbreking
  • ru·zie
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘twist’ voor het eerst aangetroffen in 1644 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ruzie ruzies
verkleinwoord ruzietje ruzietjes

Zelfstandig naamwoord

ruzie v

  1. toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
    • Zij kregen ruzie en keerden elkaar woedend de rug toe. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ruziën

ruzie

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruziën
    • Ik ruzie. 
  2. gebiedende wijs van ruziën
    • Ruzie! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruziën
    • Ruzie je? 

Gangbaarheid

  • Het woord ruzie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.