ruzie
Nederlands
Woordafbreking
- ru·zie
Zelfstandig naamwoord
ruzie v
- toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
- Zij kregen ruzie en keerden elkaar woedend de rug toe.
Hyponiemen
- burenruzie, caféruzie, dorpsruzie, drugsruzie, familieruzie
Afgeleide begrippen
- ruzieachtig, ruziemaakster, ruziemaker, ruzietoon, ruziezoekend, ruziezoeker, ruziezoekster
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ruziën |
ruzie
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruziën
- Ik ruzie.
- gebiedende wijs van ruziën
- Ruzie!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruziën
- Ruzie je?
Gangbaarheid
- Het woord ruzie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ruzie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.